Hart voor bedside teaching

Oud-kinderarts Rob Bijlmer is al 40 jaar docent

Hij viert dit jaar zijn 40-jarig jubileum als opleider, maar de continue glimlach op zijn gezicht als hij erover vertelt, verraadt dat oud-kinderarts en medisch docent Rob Bijlmer er voorlopig nog geen genoeg van heeft. Zijn geheim? Tomeloos enthousiasme, veel interactie, de werkplek zien als leeromgeving “en af en toe een geintje”.

Na zijn pensioen – hij stopte in 2012 als kinderarts in het AMC – nam zijn ‘docentencarrière’ pas echt een vlucht, vertelt Rob. Een uit de hand gelopen hobby, noemt hij het zelf. Nu is hobby misschien niet de meest accurate beschrijving van zijn track record. Een vanzelfsprekendheid Gedurende zijn gehele artsencarrière hield Rob zich bezig met onderwijs. “Ik heb onderwijs geven altijd leuk gevonden”, zegt hij. Vooral het onderwijzen van verpleegkundigen. Hij vond het zelfs “een vanzelfsprekendheid” om de bijscholingen voor verpleegkundigen voor zijn rekening te nemen, toen hij in 1982 in het AMC verantwoordelijk was voor het opzetten van de KinderIC en de opvang van grote kinderen op de SEH. Datzelfde gold toen hij begin jaren 90 als chef de clinique zijn zuigelingenafdeling moest uitbreiden met medium care neonatologie. Ook heeft hij altijd lesgegeven aan de Amstel Academie voor specialistische verpleegkundige vervolgopleidingen en na zijn pensioen ook aan de Hogeschool van Amsterdam Verpleegkunde. En nog steeds is hij een zeer gewaardeerd en veelgevraagd gastdocent en staat hij regelmatig ‘voor de klas’. “Ja, hoe loopt zoiets? Het loopt inmiddels uit de hand”, lacht hij. Zijn hart lag overigens altijd bij bedside teaching. “Dat mis ik wel”, zegt hij. “Mijn laatste ervaringen na mijn pensioen waren twee jaar snijzaalonderwijs voor derdejaars verpleegkundestudenten. Alleen lag er toen wel even een ander soort patiënt!”

Anticiperend observeren Rob heeft een duidelijke afkeer van hiërarchie en ziet patiëntenzorg echt als een teamprestatie. “Een hecht team haalt het beste uit iedereen”, zegt hij. Als afdelingshoofd stak hij altijd veel energie in de samenwerking tussen artsen en verpleegkundigen. Hij was zelf vaak op de werkvloer te vinden en gebruikte de werkvloer ook als leeromgeving. Door veel te evalueren en door verpleegkundigen te laten – wat hij noemde – anticiperend observeren. Eigenlijk datgene wat we nu bestempelen als klinisch redeneren. “Ik wilde verpleegkundigen leren zelf hun conclusies te trekken en hun gevoel van ‘het is niet pluis’ bijvoorbeeld, te vertalen in medische terminologie.” Over waarom dat belangrijk is zegt hij: “Neem de overdracht via de SBAR. Dat moet snel en kort. Dat werkt het beste als je de medische termen gebruikt. Dan reageert een arts veel adequater.” Bovendien is hij van mening dat het verpleegkundigen versterkt. “Ik wilde ook zelfvertrouwen kweken.”

6 O’s en ABCDE Zijn aanpak? “Ik benaderde de stof met de zes O’s: observeren, ordenen, oordelen, overdenken, oplossen en overdracht. En ik hanteerde van begin af aan de ABCDE-methode.” De systematiek die destijds alleen nog voor de acute kindergeneeskunde werd gebruikt en pas veel later ook binnen de verpleegkunde werd geïntroduceerd. “En ik hield het altijd luchthartig”, zegt hij. Dat zijn inzet zijn vruchten afwierp, illustreert zijn voorbeeld: “Dan kwam ik bijvoorbeeld op de afdeling en hing al klaar wat ik wilde voorschrijven.” Toch die gele Nu staat Rob voornamelijk voor de klas met naar eigen zeggen interactieve powerpoints – daar maakt hij echt werk van, lacht hij. Interactie, persoonlijke benadering en luchtigheid zijn nog steeds zijn handelsmerk. “Je moet je niet ergeren; het altijd speels houden.” Dus als hij merkt dat er een paar dames in de zaal liever op Zalando kijken, dan “loop ik langzaam naar achteren, draai me plots om en zeg: ‘ik zou toch die gele nemen in plaats van de blauwe’. Doe je dat drie keer dan houdt het wel op.” Om zijn studenten te prikkelen, bij de les te houden en uit te dagen, maakt Rob veel gebruik van casuïstiek. “Ik heb natuurlijk een enorme databank. Ook in mijn hoofd.” En haakt hij in op de actualiteit. Hij heeft een gastaanstelling bij het AMC en dus toegang tot alle protocollen, raadpleegt regelmatig collega’s en houdt, onder andere op die manier, feeling met het vak. Zijn onderwijsskills komen van nature en door ervaring, zegt hij. “En door een beetje af te kijken van anderen.” Maar ook door het ter harte nemen van evaluaties. “Juist de verbeterpunten. En als je bijvoorbeeld hoort: hij weet hoe wij werken, praat op ons niveau en denkt met ons mee; dan weet je dat je op de goede weg zit.” Jonge hond Zolang het lesgeven een win-win situatie blijft voor de academie en voor hemzelf (“Ik moet er wel energie van krijgen”) gaat hij door. Dus toen hij laatst hoorde van de extra lessen voor de SEH, dacht hij: kom maar op. De dynamiek van de SEH voert hem terug naar zijn beginjaren. “Dan krijg ik weer helemaal dat oude spannende gevoel van toen ik nog een jonge hond was.”