#NR.2 #DECEMBER2024
Fundament voor verbindend onderwijs
Sense of belonging
Opleidingen zijn er niet alleen voor het overbrengen van kennis, een succesvolle opleiding investeert ook in sense of belonging. Studenten die zich verbonden voelen met elkaar en met de opleiding halen betere resultaten. Drie onderwijsdeskundigen geven aan waarom investeren in sense of belonging belangrijk is en hoe dat er in de praktijk kan uitzien.”
Tekst: Joke van Rooyen
Jolien Dopmeijer is projectleider studenten van het Trimbos-instituut en docent/onderzoeker bij Hogeschool Windesheim. Ze houdt zich onder meer bezig met de mentale gezondheid van studenten en jongvolwassen op het mbo, hbo en wo. Het is haar missie om het welzijn van studenten te bevorderen, zodat zij gezond en veilig kunnen studeren en optimale kansen hebben om de eindstreep van hun studie te bereiken. Zelfacceptatie en sense of belonging versterken elkaar, is haar overtuiging.
‘Zonder zelfacceptatie geen sense of belonging’
Goed landen in jezelf draagt bij aan het versterken van de binding met de andere studenten en de onderwijsinstelling, vindt docent/onderzoeker Jolien Dopmeijer. Ze breekt een lans voor het vinden van sense of belonging in jezelf.
“Sense of belonging versterken is zo gemakkelijk niet. Het is een diepgaand proces dat niet alleen gaat over het gevoel van sense of belonging binnen je onderwijsinstelling, maar ook over sense of belonging binnen jezelf.” Aan het woord is docent/onderzoeker Jolien Dopmeijer. Om haar woorden kracht bij te zetten citeert ze altijd graag de Amerikaanse hoogleraar en auteur Brené Brown: ‘True belonging only happens when we present our authentic, imperfect selves to the world, our sense of belonging can never be greater than our level of self-acceptance.’
Zonder zelfacceptatie geen sense of belonging en daarvoor is persoonlijk leiderschap nodig, stelt Jolien. “Dat gaat over het leren herkennen van de overtuigingen die je hebt over jezelf. Dit draagt bij aan het landen in jezelf; het vinden van sense of belonging in jezelf. Het is een normale stap in het proces van volwassen worden, maar kent tegenwoordig meer uitdaging dan vroeger. Het wordt bemoeilijkt door wat er in de wereld aan de hand is”, licht ze toe.
Millennials en ook de generaties daarvoor studeerden in andere omstandigheden dan nu. Ook toen waren er moeilijkheden, erkent Jolien. Maar ze stelt dat er nu, meer dan toen, sprake is van stapeling van crises: polarisatie, klimaatcrisis, oorlogen, financiële crisis, woningmarktcrisis. “Belangrijk is dat deze crises vooral jongeren en hun toekomstperspectief raken. Daarom is het zo ingrijpend voor juist deze generatie. Daarbij komt de prestatiefascinatie in onze maatschappij. Die maakt dat ze kritisch zijn op zichzelf en dat wordt weer versterkt door social media. Daar bovenop komt dan nog het oordeel van de samenleving dat deze generatie jongeren nergens tegen kan en niet weerbaar is. Dat ze snowflakes zijn. Zie onder al deze omstandigheden dan maar eens te landen in jezelf.”
‘Het onderwerp zelfacceptatie moet systematisch in het onderwijs geïntegreerd worden’
Voor sommige groepen studenten lijkt het landen in jezelf nog een stapje moeilijker. Veel mbo-studenten komen vaker met meer bagage aan en/of hebben meer op hun bord liggen - bijvoorbeeld mantelzorgplichten. Die hebben niet zoveel ruimte voor het landen in zichzelf. “Het helpt enorm als studenten voelen dat ze er ook mét hun bagage mogen zijn. Zorg dat je daar oog voor hebt als docent en draag dit uit in je klas.” Ze roept docenten op verbinding aan te gaan met studenten en ziet dit als de pedagogische opdracht van docenten en als voorwaarde voor studeren. “Iedere docent kan vragen: wat heb je nodig? Loop je ergens tegenaan? Dat zijn heel normale vragen om te stellen bij de start van een opdracht.”
Aandacht voor sense of belonging los je niet op met een weekje studentenwelzijn op de agenda van de onderwijsinstelling. Het onderwerp zelfacceptatie moet systematisch in het onderwijs geïntegreerd worden, vindt Jolien. “Persoonlijk leiderschap, nodig voor zelfacceptatie, kun je in elke opleiding stoppen. In de lessen Veranderkunde binnen de Pabo hebben we bijvoorbeeld het onderwerp feedback opgenomen. Dan staan we stil bij vragen als: welke overtuiging heb je daarbij? Wat we tussen de oren willen krijgen, is dat feedback geven geen kwestie is van iets over de schutting gooien. Het gaat om engaged feedback, waarbij je rekening houdt met anderen.”
“Studenten helpen veerkracht, belangrijk element van persoonlijk leiderschap, te ontwikkelen kan ook door beperkende overtuigingen te vervangen door helpende overtuigingen. ‘Ik kan het niet’, is een beperkende overtuiging. ‘Als ik het niet goed begrijp, mag ik hulp vragen’, is een helpende overtuiging. Veerkracht ontwikkelen betekent dat je leert omgaan met tegenslag. Dat doe je onder meer door je overtuigingen te kennen en vooral de helpende overtuigingen in te zetten.”
Voor sommige opleidingen is aandacht voor persoonlijk leiderschap misschien nog een beetje ver-van-hun-bed. “Maar het draagt bij aan goed studeren. Landen in jezelf draagt uiteindelijk ook bij aan het versterken van de binding met de andere studenten en de onderwijsinstelling.”
Meer lezen
Ellen Bosnak is psychiater bij Amsterdam UMC en onderwijsontwikkelaar, Ze werkte enkele jaren in Malawi en is oprichter van Doctors for Malawi. In 2019 werd ze benoemd tot Principal Educator Studentenbetrokkenheid en houdt zich in die rol intensief bezig met wenselijke innovaties in het onderwijs.
Meer bevlogenheid en verbondenheid door Near-Peer onderwijs
Samen met Karen Nieuwenhuijsen, Principal Educator Studentenwelzijn, rolt psychiater en onderwijsontwikkelaar Ellen Bosnak momenteel het project Near-Peer Onderwis binnen de Faculteit der Geneeskunde UvA uit. ‘We hopen meer bevlogenheid en verbinding te creëren.’
Het is begin november en psychiater/onderwijsontwikkelaar Ellen Bosnak is bezig met de ontwikkeling van lesmateriaal voor een les binnen innovatieproject Near-Peer Onderwijs van de Faculteit der Geneeskunde UvA. Near-Peer onderwijs – of Near-Peer Teaching – is een onderwijsvorm waarbij meer ervaren studenten optreden als ‘instructeur’ en hun kennis doorgeven aan jongerejaars studenten.
Leeftijdsgenoten die elkaar onderwijzen binnen de studie geneeskunde is geen nieuw verschijnsel. Near-Peer Teaching is mede ontstaan vanwege de positieve ervaringen met aiossen die een onderwijsstage doen, waarbinnen zij zowel MA als BA studenten Geneeskunde onderwijzen. “Daarover zijn zowel studenten als aiossen en hun supervisoren heel enthousiast. Ook bleek het enorm goed bij te dragen aan meer sense of belonging, ofwel grotere studentbetrokkenheid”, vertelt Ellen Bosnak.
Binnen de studie geneeskunde (zowel de BA als de MA) is het niet altijd vanzelfsprekend dat studenten en docenten zich verbonden voelen met elkaar en met de faculteit. In literatuur over medisch onderwijs is duidelijk terug te vinden dat studentenbetrokkenheid een katalysator kan zijn voor een goed leerklimaat met bijbehorende positieve uitwerking voor zowel docenten als studenten. Het levert ook betere academische resultaten op. “Dit innovatieproject gaat deze werkwijze testen en implementeren. Maar dat het ingevoerd gaat worden, is zeker. We weten immers al dat dit een uitstekende manier is om te werken aan een belangrijke en onderbelichte kerncompetentie voor jonge artsen binnen ‘Onderwijs en wetenschap’. Het aspect ‘wetenschap’ krijgt traditioneel namelijk veel aandacht, maar de aandacht voor het aspect ‘de dokter als spil binnen kennisoverdracht’ is minimaal. Dit terwijl beide aspecten relevant zijn voor de praktijk van de jonge dokter.”
Het feit dat sense of beloning bij studenten nu minder sterk is dan voorheen, is volgens Ellen mogelijk deels te wijten aan de coronaperiode. “Maar het hangt ook samen met het moderne leven. De vanzelfsprekende verbinding met het artsenberoep is anders geworden dan bij voorgaande generaties. De huidige generatie moet zich manifesteren op veel terreinen en kiest heel bewust om te prioriteren. Hun wereld is ook groter geworden en er is een constante strijd om aandacht. De verbinding met de studie-omgeving raakt daardoor in het gedrang. Door meer plek te maken voor Near-Peer-onderwijs hopen we meer begeestering en verbinding te creëren, zodat studenten echt gaan voelen ‘dit is mijn plek’.”
De essentie van dit Near-Peer-traject is de introductie van een verplicht onderdeel van de beroepsactiviteit ‘onderwijs/begeleiding geven’ onder de noemer ‘onderwijs en wetenschap’. Hierbij gaan alle derdejaars studenten eerstejaars studenten begeleiden of lesgeven. Ze verzamelen ten minste éénmaal feedback van een supervisor en een jongerejaars over hun onderwijsactiviteit. Voorafgaand aan hun onderwijsactiviteit krijgen de derdejaars vlak voor Masterfase 3 een les over didactische basisprincipes.
‘De vanzelfsprekende verbinding met het artsenberoep is anders geworden dan bij voorgaande generaties’
Near-Peer Onderwijs is voor beide partijen waardevol. Voor de eerstejaars schuilt de waarde in de herkenning; het kunnen identificeren met een medestudent, die dichterbij staat dan een docent en aan wie ze laagdrempelig vragen kunnen stellen. Derdejaars zijn in die fase van de studie veel buiten Amsterdam UMC. Door deze onderwijsactiviteit op te pakken, ervaren ze toch verbinding met hun universiteit. Daarnaast geeft de onderwijsactiviteit een extra laag aan hun kennis en ervaring. Ellen: “Dat laatste is voor ons ook een belangrijk onderzoeksdoel: hoe werkt Near-Peer door bij de derdejaars die het onderwijs of de begeleiding geeft? Landt de kennis die ze delen ook beter bij henzelf en leren ze skills die later van pas komen bij prettig samenwerken? Op deze vragen willen we antwoord krijgen.”
De eerste evaluatie doen de projectleden in 2026 nadat de eerste groep, die dit voorjaar start, de onderwijsactiviteit heeft afgerond. “We hopen dan later Near-Peer te kunnen verbreden naar laatste jaar aiossen die eerstejaars aiossen gaan onderwijzen of begeleiden.”
Janneke Renz, senior opleider Operatieassistent bij de Amstel Academie
‘Door persoonlijke uitdagingen bespreekbaar te maken, verlagen docenten de drempel voor hulp’
Om de sense of belonging onder de zeer divers samengestelde studentenpopulatie binnen de opleiding Operatieassistent te versterken, biedt de Amstel Academie allerlei vormen van ondersteuning. Janneke Renz, senior opleider Operatieassistent, vertelt er meer over.
De diversiteit binnen de groepen leerlingen van de opleiding Operatieassistent is behoorlijk groot. Ze verschillen qua leeftijd, levensfase, verantwoordelijkheden en culturele achtergrond. Dit biedt een rijke basis voor wederzijds leren en groei, maar vraagt ook om een bewuste focus op inclusiviteit en het versterken van sense of belonging, zodat iedere leerling zich gewaardeerd, begrepen en verbonden voelt. Binnen de opleiding Operatieassistent van de Amstel Academie zijn er afwisselend theorielesmodules op school en praktijkperiodes in het ziekenhuis. De opleiding is erop gericht een inclusieve en ondersteunende omgeving voor alle leerlingen te bieden. Welke ondersteuning biedt de academie om leerlingen te helpen goed te landen in hun studie? “Via de mentoren (opleiders)bieden we persoonlijke ondersteuning bij het balanceren van studie en verantwoordelijkheden. Waar nodig kunnen we verwijzen naar bedrijfsmaatschappelijk hulpverleners of andere vormen van ondersteuning. Ook hebben we nauw contact met de praktijkopleider van het desbetreffende ziekenhuis. Daarnaast is intervisie een belangrijk onderdeel van ons onderwijs. Hiervoor worden de leerlingen gedurende hun opleiding gekoppeld aan een vaste (kleine) groep en een vaste intervisiebegeleider. Het biedt de leerlingen een veilige ruimte om ervaringen te delen, uitdagingen bespreekbaar te maken en van elkaar te leren. We merken dat dit de onderlinge verbondenheid en het begrip versterkt, waardoor ze zich minder alleen voelen in hun verantwoordelijkheden en hun leerproces. Door samen te reflecteren, ontwikkelen ze praktische oplossingen en vergroten ze hun zelfinzicht en veerkracht.”
Wat zou je docenten willen meegeven tijdens de lessen en studiegroepen en practica? Waar kunnen ze aandacht aan besteden of op letten? “Docenten kunnen leerlingen ondersteunen door flexibiliteit te bieden in deadlines en afspraken bij onvoorziene omstandigheden. Een duidelijke lesstructuur met concrete doelen en heldere instructies helpt met drukke schema’s efficiënt te werken. Door persoonlijke uitdagingen bespreekbaar te maken, verlagen docenten de drempel voor hulp. Peer-support in kleine groepen stimuleert wederzijdse steun en samenwerking. Het is belangrijk om als docent je leerlingen te zien en aan te moedigen of uit te dagen. Ook is het fijn om in je lessen gebruik te maken van voorbeelden en casuïstiek die, waar mogelijk, aansluiten bij diverse achtergronden. Als docent kan je als rolmodel fungeren. Geef (als dat meerwaarde heeft) inzicht in je eigen leerproces, uitdagingen en het belang van doorzetten. Doe aan verwachtingenmanagement, wees duidelijk in je communicatie: Vermijd onnodig ingewikkeld taalgebruik, maak je verwachtingen expliciet. Wij merken bijvoorbeeld dat de meerwaarde van participeren of bijvoorbeeld de waarde van intervisie niet meteen voor iedere leerling duidelijk en vanzelfsprekend is.” Zijn er dingen die studenten met elkaar kunnen doen om de sense of belonging te versterken? Zo ja, welke? “Binnen onze opleiding werken de leerlingen vaak in kleine groepen samen. Hierdoor is er meer interactie en betrokkenheid. Het biedt (idealiter) ruimte voor een diepere samenwerking en verbondenheid. Ook ervaren de leerlingen in een kleinere setting vaak wat minder sociale druk, ze voelen zich minder geïntimideerd, waardoor ze zich gemakkelijker uit lijken te spreken. Leerlingen hebben bij ons de gewoonte om WhatsApp-groepen aan te maken, waardoor ze laagdrempelig digitaal contact kunnen zoeken. Tegelijkertijd kunnen we er niet vanuit gaan dat alle studenten makkelijk over de app communiceren. Bijvoorbeeld vanwege gebrek aan digitale vaardigheden of je niet comfortabel voelen bij groepsgesprekken. Het is daarom denk ik goed om meerdere communicatievormen aan te bieden en de behoeften van leerlingen te onderzoeken.”
‘We merken dat intervisie de onderlinge verbondenheid en het begrip versterkt’
Wat is de grootste aanpassing die leerlingen vaak zelf moeten doen om zich comfortabel te voelen op de academie? “Bij leerlingen met veel of grote verantwoordelijkheden zetten we in op leren prioriteren en het ontwikkelen van timemanagementvaardigheden, om studie, werk en privé te combineren. Ze moeten leren omgaan met stress en realistische doelen/verwachtingen stellen, zodat de mentale druk niet te groot wordt. Ook is het belangrijk dat ze leren grenzen te stellen om ruimte te maken voor hun studie, dat ze ruimte in mogen nemen, hulp mogen vragen. Dit kan een grote aanpassing zijn, vooral als er veel verwachtingen op hen rusten vanuit hun omgeving. Hierbij is het belangrijk dat ze groeien in hun zelfvertrouwen en vertrouwen krijgen in hun leerproces en in hun eigen vaardigheden.” Wat zou je als onderwijsinstelling nog meer kunnen doen om alle studenten zo goed mogelijk te laten landen? “Wanneer je als onderwijsinstelling een grote toestroom hebt van bijvoorbeeld eerste generatiestudenten zou ik me kunnen voorstellen dat je niet alleen aan de toekomstige student voorlichting geeft, maar ook aan de familie. Over wat studeren inhoudt en hoe je student kunt ondersteunen etc. Daarnaast kun je als instelling wellicht mogelijkheden aanbieden om materialen te lenen, zoals laptops of andere studiematerialen. Ook kun je studenten koppelen aan ouderejaars, bij voorkeur aan studenten die ook als eerste generatiestudent zijn begonnen. Verder kun je denken aan oriëntatieprogramma’s met daarin de academische verwachtingen, uitleg over systemen (onderwijsomgeving), waar hulp te krijgen is en (indien mogelijk) financiële ondersteuning. Vergeet ook niet voldoende studieplekken aan te bieden waar leerlingen in alle rust kunnen studeren.”