#No 1#JULI2024
Onderwijs voor Gen Z
‘Vernieuwing gaat vooral om flexibiliteit en vorm, de basis blijft overeind’
Ze zijn ze opgegroeid in een digitale, geïndividualiseerde samenleving. Ze hebben veel keuzevrijheid en houden van op maat gesneden informatie. Na 9/11 en de oorlog in Oekraïne nemen ze een vreedzame wereld niet voor lief. Ze staan voor inclusie en maken zich hard voor het klimaat. Het zijn de digital natives, oftewel Generatie Z. Welke gevolgen heeft de manier waarop deze generatie in het leven staat voor het onderwijs?
Tekst: Larissa Velkers
Malou Stoffels, Onderwijskundig Adviseur Amstel Academie:
‘Alleen al het gesprek erover voeren, kan voor veel opluchting zorgen bij studenten’
De mogelijke aanpassingen voor het onderwijs zijn eigenlijk heel tegen-intuïtief. Uit onderzoek blijkt dat deze generatie zich veel online beweegt, gewend is aan veel informatie, kritisch en keuzebewust is en niet zomaar naar de campus komt voor iets wat thuis ook kan. Als docent ben je wellicht geneigd om dan ook veel digitaal aan te bieden en studenten keuzevrijheid te geven. Maar dat is een valkuil.
Juist doordat deze generatie veel – op maat gemaakte – informatie aangereikt krijgt, blijkt dat jongeren vaak moeite hebben informatie te verwerken.
Ook kunnen ze soms minder goed plannen. Ondanks hun veelal individualistische instelling, blijken jongeren minder zelfstandig en hebben ze minder levenservaring. Door de woningnood blijven ze steeds langer thuis wonen en door de studiebeurzen hebben ze minder werkervaring. En wellicht doordát ze veelal online zijn, ervaren jongeren een drempel voor sociale activiteiten buitenshuis. Waardoor ze vaak ook niet goed hebben leren samenwerken.
In plaats van zoveel mogelijk online aan te bieden, is het dus misschien beter om studenten te motiveren en stimuleren wél fysiek aanwezig te zijn. Ook met het oog op hun mentale welbevinden; sowieso een belangrijk aandachtspunt. De jongeren van nu leven in een individualistische samenleving en zijn zich vaak van jongs af aan bewust van wereldproblematiek. Iemand kan al snel uitvallen. Fysieke bijeenkomsten zorgen voor veiligheid en groepsbinding.
We moeten Gen Z ook blijvend feedback geven. Ook daaraan zijn jongeren gewend. Denk aan GoogleMaps, die direct aangeeft dat je een verkeerde afslag hebt genomen. Daarnaast moeten we, omdat deze generatie gewend is aan korte, gerichte informatie, het aanbod opbouwen met kleine, overzichtelijke activiteiten. Dat is overigens niet anders dan vroeger, maar wel iets wat we niet uit het oog moeten verliezen.
Het is dus een paradox. Enerzijds lijken jongeren heel autonoom – en daar hebben ze ook behoefte aan. Anderzijds hebben ze minder kunnen oefenen met bepaalde verantwoordelijkheden en moeten we ze als docent juist goed begeleiden en aan de hand nemen. Natuurlijk is dit heel generalistisch gezegd. Misschien zitten jongeren die kiezen voor een zorgopleiding juist níet graag achter een scherm. Bovendien zijn de verschillen tussen leden van deze generatie altijd groter dan de overeenkomsten. Het is dus altijd belangrijk om als opleider te kijken wie je voor je hebt.”
‘Fysieke bijeenkomsten zorgen voor veiligheid en groepsbinding’
Vooropgesteld; iedere generatie staat voor uitdagingen en we moeten ook zeker niet elk lid van deze generatie over één kam scheren. Ik zie vooral zeer gepassioneerde studenten om me heen. Wat ik wel merk is dat Gen Z zijn leven anders invult. Studenten lijken meer behoefte te hebben aan autonomie en flexibiliteit. Ook hechten ze meer belang aan het leven naast hun opleiding en werk. Zoals Christa Boer het zo mooi beschrijft: ‘Ik bén geen arts, maar ik wérk als arts’.
De huidige student houdt er dan ook veel extra-curriculaire activiteiten op na. Veelal gaat dat om maatschappelijk betrokken en zinvol werk, zoals mantelzorg, besturen, commissies en wetenschappelijk onderzoek, maar ook om bijbanen om financieel het hoofd boven water te kunnen houden. De keerzijde van al die extra-curriculaire activiteiten is wel dat studenten selectiever zijn in waar ze wel of niet fysiek aanwezig willen of kunnen zijn. Daarnaast zie ik behoefte bij studenten om hun eigen leerpad te bewandelen.
Veel studenten wensen een flexibelere inrichting van het curriculum. Ze kijken kritisch naar het moment waarop hoorcolleges worden aangeboden. En naar hoe. Niet 45 minuten zenden, maar met veel interactie waarbij de student geprikkeld wordt. Daarnaast, en dat gebeurt nu al heel veel, is voor hen de inzet van verschillende leermiddelen belangrijk. Digitaal en met AI-ondersteuning bijvoorbeeld.
Ook zijn er studentinitiatieven om inhoudelijk het curriculum herzien. Zijn alle elementen die nu worden gegeven omdat je ze van oudsher nodig had als basisarts, nog relevant voor deze tijd? En hoe staat het met toetsing? Moeten we in de bachelor ook over op het programmatisch toetsen? Zoals in de masteropleiding, waarbij studenten per competentie hun eigen leerdoelen kunnen bepalen en flexibel zijn in de plek waar ze dat doen. Dit zijn de vraagstukken die studenten ter discussie stellen. De basis moet heel duidelijk overeind blijven, maar meer ruimte voor flexibiliteit, autonomie en maatschappelijke inzet is gewenst.”
Gijs van den Bergh, studentassessor Faculteit der Geneeskunde Vrije Universiteit:
‘Gen Z vraagt om flexibiliteit en autonomie’
‘Veel studenten wensen een flexibelere inrichting van het curriculum’
Niekie Spoorenberg, internist en plaatsvervangend opleidingsdirecteur Master Faculteit der Geneeskunde UvA
‘We moeten meebewegen’
Wat ik over het algemeen zie, is dat de huidige generatie masterstudenten anders kijkt naar werk. Achteloos keihard werken past niet bij hen. Het is niet vanzelfsprekend. Als ik als internist na een dienst nog een dienst draai, word ik soms aangekeken of ik wel helemaal lekker ben. Het draait minder om carrière maken en geld verdienen. Werk is belangrijk, maar niet belangrijker dan al het andere. Wat overigens niet betekent dat de huidige masterstudent lui is, of niet gedreven. Integendeel. Ze denken alleen goed na over de juiste balans tussen werk en privé. En dat lijkt mij alleen maar gezond.
Daar staat echter wel tegenover dat werken in een ziekenhuis niet voor iedere student aantrekkelijk is. Terwijl de opleiding daar nog steeds sterk op gericht is. Dat vergroot het ‘stuwmeer’ van opgeleide artsen die uiteindelijk helemaal niet in de zorg gaan werken. Het is dus belangrijk dat we, meer dan we tot nu toe hebben gedaan, het gehele palet aan banen voor artsen voor het voetlicht brengen. Dus zeker ook de banen buiten het ziekenhuis.
Een concreet voorbeeld dat tegemoetkomt aan hoe de huidige masterstudent kijkt naar werk, zijn de snipperdagen voor coassistenten. Afhankelijk van de lengte van het coschap kunnen coassistenten sinds januari van dit jaar een, twee of drie extra vrije dagen opnemen. Dit geeft ze de flexibiliteit om bijvoorbeeld feestdagen te vieren die voor hen belangrijk zijn. En het draagt bij aan het gevoel van autonomie. Natuurlijk zijn er sceptici die vinden dat we ze hiermee te veel pamperen. Maar ik denk dat we altijd moeten luisteren naar en proberen aan te sluiten bij de wensen en behoeftes van hen die uiteindelijk het werk moeten doen. Elke generatie opnieuw. Uiteraard zonder in te boeten op de inhoud. We leiden ze natuurlijk wel op tot arts.
De vraag rijst wellicht of de realiteit de Gen Z-student straks inhaalt. Ik denk het niet. De huidige student is immers de toekomstig arts. De manier waarop deze generatie in het leven staat, verhuist gewoon mee naar de werkvloer. Kortom, net zoals we moeten meebewegen met de veranderende patiëntenzorg, moeten we ook meebewegen met de veranderende student.”